Sommige soorten contracten, zoals arbeidsovereenkomsten, zijn vergaand geregeld in de wet. Bij andere contracten, zoals de meeste handelscontracten, is dat in mindere mate het geval en gelden meer algemene regels die van toepassing zijn op meerdere soorten contracten. Het kan dan wel eens voorkomen dat er afspraken worden gemaakt, waarbij dan later blijkt dat zij toch niet geheel duidelijk zijn. De vraag is dan wat de reikwijdte van de afspraken is en hoe zij moeten worden uitgelegd.
Reikwijdte non-concurrentiebeding in uitvaartbranche
In de onderhavige uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland wat de reikwijdte is van een non-concurrentiebeding in een franchise overeenkomst in de uitvaartbranche. De voormalige franchisenemer voelt zich te veel beperkt door het beding en wil daarvan af. Daartoe voert de franchisenemer, samengevat, twee belangrijke argumenten aan:
- De franchise overeenkomst en/of het non-concurrentiebeding zou in strijd zijn met de regels van het mededingingsrecht (kort gezegd: ‘oneerlijke concurrentie’);
- Het non-concurrentiebeding moet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid zo worden uitgelegd dat het de franchisegever wél is toegestaan om actief te zijn in het gebied dat volgens de franchisegever volgens het beding nu juist niet is toegestaan.
Haviltex-criterium
In een uitvoerige beoordeling wijst de Rechtbank de mededingingsrechtelijke bezwaren van de franchisenemer als onvoldoende onderbouwd af. Dit is een aandachtspunt, want we weten nu niet hoe de Rechtbank zou hebben geoordeeld als de franchisenemer zijn vorderingen op basis van de Mededingingswet meer had onderbouwd. De onder het tweede punt kort verwoorde argumenten van de franchisenemer worden vervolgens door de Rechtbank beoordeeld volgens het Haviltex-criterium. Hierbij komt het, naast de letterlijke tekst van de afspraken, tevens aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de afspraken mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Ook maakt het uit hoeveel (rechts)kennis van de partijen mag worden verwacht.
Een beoordeling volgens het Haviltex-criterium komt regelmatig voor aangezien nu eenmaal niet alle situaties voorzien kunnen worden. De beoordeling is altijd een heel feitelijke beoordeling, maar kan wel voor andere discussies aanknopingspunten opleveren.
Uiteindelijk wijst de Rechtbank de vorderingen van de franchisenemer af. Zie voor de wijze waarop de Rechtbank invulling geeft aan het Haviltex-criterium de punten 4.23 en verder.
Zou deze kwestie over het non-concurrentiebeding zich hebben afgespeeld in het kader van een gewone arbeidsovereenkomst, dan zou de beoordeling op een andere wijze tot stand zijn gekomen en met inachtneming van andere wetsartikelen, namelijk het nieuwe 7:653 BW. Al met al, vermoed ik, wel met dezelfde uitslag. Toch is deze uitspraak ook interessant voor ‘gewone’ arbeidsovereenkomsten omdat hiermee een enigszins andere benadering kan worden gezien. Ook voor zzp-ers, die ook echt zelfstandig ondernemer zijn en niet eigenlijk een werknemer, is deze uitspraak interessant.
Zie voor de uitspraak: ECLI:NL:RBMNE:2014:7395
Comments are closed.