Franchising is een interessant concept. Instappen in een franchiseformule kan een goede keuze zijn om te starten met een eigen bedrijf of om het al bestaande eigen bedrijf uit te breiden.  Ook de franchisegever, degene met de formule, heeft uiteraard zo zijn voordelen. Het is echter belangrijk om aan het begin heldere afspraken te maken om latere discussies zoveel als mogelijk te voorkomen. 

Globaal: twee vormen van franchising

Er bestaan twee (hoofd)vormen van franchising:

  • Een eerste belangrijke vorm is de ‘hard’ franchise. Hierbij gelden allerlei ‘harde’, heel gedetailleerde afspraken over vrijwel alle onderdelen van de bedrijfsvoering. Veel, zo niet vrijwel alles, is contractueel vastgelegd. Denk onder andere aan een winkelconcept of de uitstraling van een bedrijf, de marketing en het assortiment aan diensten en producten. De ondernemer heeft relatief weinig eigen inbreng en nauwelijks enige keuze buiten het door de franchisegever aangeboden assortiment. Bekende voorbeelden zijn de franchiseformules van Albert Heijn, Jumbo en McDonald’s.
  • De tweede hoofdvorm is de zogeheten ‘soft’ franchise. Hierbij is de samenwerking tussen beide partijen een stuk vrijblijvender. Vaak kan de franchisenemer bijvoorbeeld naar keuze een pakket aan producten afnemen, onder voorwaarde dat hij zijn producten inkoopt bij de franchisegever. Het organiseren van soft franchising gebeurt bijvoorbeeld in de vorm van een vereniging of een coöperatie. Bij toetreding moet de franchisenemer zich houden aan de statuten en reglementen. Vaak is er een gemeenschappelijke  naam en zijn er gezamenlijke reclameactiviteiten. Kern is echter altijd dat de franchisenemer meer ondernemersvrijheid heeft.

Goede afspraken tussen franchisegever en franchisenemer zijn onontbeerlijk

Aangezien franchising een vorm van zakelijke samenwerking is, zijn goede contractuele afspraken tussen de (beoogde) franchisegever en de (beoogde) franchisenemer onontbeerlijk. Hiervan is niet altijd sprake en dit zorgt dan ook met enige regelmaat voor discussies. Dit kan ertoe leiden dat afspraken later ongedaan worden gemaakt ofwel worden vernietigd.

Onlangs heeft de rechter in een discussie tussen een franchisenemer en een franchisegever een interessante uitspraak gedaan. Die wil ik hier kort bespreken.

Een voorbeeld: ‘ondeugdelijke exploitatieprognoses’

In het voorbeeld dat ik wil geven, heeft de rechter nog geen einduitspraak gedaan, maar is wel op belangrijke geschilpunten een beslissing gegeven. De rechter is hier van oordeel dat de door de franchisegever opgestelde en aan de franchisenemer verstrekte exploitatiebegrotingen feitelijk moeten worden aangemerkt als exploitatieprognoses of omzetprognoses.  De rechter overweegt in het vonnis dat een franchisegever niet verplicht is om aan potentiële franchisenemers prognoses te verstrekken. Als echter sprake is van het verstrekken van cijfermateriaal met een op basis daarvan voorspelde omzet, dan is volgens de rechter sprake van een omzetprognose. De rechter is van oordeel dat een franchisegever weet of behoort te weten dat zulke informatie voor een potentiële franchisenemer van cruciaal belang is voor de beoordeling van zijn of haar exploitatiekansen en van de vraag, of het afsluiten van een franchisecontract een verantwoorde keus is.

Nu dient de franchisegever, aldus de rechter, in beginsel in te staan voor de deugdelijkheid van de (door haarzelf opgestelde) exploitatieprognoses die zij aan de franchisenemer heeft verstrekt. Immers, de franchisenemer mocht aannemen dat zij af mocht gaan op de informatie die de franchisegever heeft verstrekt omdat een grote franchisegever met meer dan honderd franchise-zaken in Nederland, geacht kan worden bij uitstek op de hoogte te zijn van alle voor de potentiële omzet van de franchisenemer relevante marktomstandigheden, en op basis daarvan in staat te zijn om realistische schattingen te maken van de uit die omstandigheden voortvloeiende omzetkansen. Op basis hiervan heeft de rechter overwogen dat indien sprake is van dwaling van de franchisenemer als gevolg van ondeugdelijke exploitatieprognoses van de franchisegever, die dwaling in beginsel voor rekening van de franchisegever komt.

In het vonnis komt de rechter uiteindelijk ook daadwerkelijk tot het oordeel dat de exploitatieprognoses die de franchisegever had opgesteld ook daadwerkelijk niet berusten op deugdelijk en met voldoende deskundigheid uitgevoerd onderzoek.  Hiermee komt de rechter tot de conclusie dat de overeenkomsten die de franchisenemer met de franchisegever vernietigbaar zijn wegens dwaling en dat de  vernietiging van deze overeenkomsten door de franchisenemer effect heeft gehad. Dit oordeel heeft waarschijnlijk voor beide partijen grote financiële gevolgen.

Naast de discussie over de al dan niet dwaling van de franchisenemer speelt in deze zaak ook de vraag of de franchisenemer op grond van onrechtmatige daad recht heeft op vergoeding van de schade die hij lijdt als gevolg van het feit dat de franchisegever ondeugdelijke exploitatieprognoses heeft verstrekt. De rechter beantwoordt deze vraag bevestigend en overweeg hierover onder meer als volgt:

“(…) Onder omstandigheden kan het verstrekken van een ondeugdelijke prognose onrechtmatig zijn. In het arrest Paalman/Lampenier (Hoge Raad 25 januari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD7329) heeft de Hoge Raad overwogen dat de franchisegever die een rapport over de te verwachten omzet en de te verwachten winst aan zijn wederpartij verschaft, onder omstandigheden onrechtmatig handelt, indien hij weet dat dit rapport ernstige fouten bevat en hij zijn wederpartij niet op deze fouten opmerkzaam maakt. Deze regel ziet op het in dat arrest aan de orde zijnde geval waarin de franchisegever het onderzoek en het opstellen van het daarop gebaseerde rapport aan een derde heeft uitbesteed. Ook de franchisegever mag dan in de regel op de juistheid daarvan vertrouwen, zodat in beginsel van onzorgvuldig handelen zijnerzijds pas sprake is in geval van wetenschap als hiervoor bedoeld. Dat laatste is anders als de franchisegever zelf, of een persoon waarvoor hij aansprakelijk is op de voet van een van de art. 6:170 – 6:172 BW, het onderzoek uitvoert en de resultaten daarvan aan zijn wederpartij verstrekt. In dat geval kan ook sprake zijn van onzorgvuldig handelen zonder dat de franchisegever (of de persoon voor wie hij aansprakelijk is) weet dat het rapport fouten bevat, en wel indien onzorgvuldigheid van de franchisegever (of van de persoon voor wie hij aansprakelijk is) heeft geleid tot de fouten in het rapport (Hoge Raad 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:311, Street One).” (*)

(*) Zie voor het door de rechter vermelde onderscheid tussen de situatie dat omzetprognoses door een derde in opdracht van de franchisegever zijn opgesteld en de situatie dat de franchisegever zelf of  iemand voor wie hij aansprakelijk is de omzetprognoses heeft opgesteld dit artikel op cassatieblog.nl. Het komt er al met al op neer dat een franchisegever voor eigen (interne) omzetprognoses in beginsel eerder aansprakelijk kan zijn dan voor prognoses die door een derde partij zijn opgesteld.

In de onderhavige zaak stelt de rechter vast dat de franchisegever de exploitatieprognoses (omzetprognoses) zelf heeft opgesteld en aan de franchisenemer heeft verstrekt. Om vast te kunnen stellen welke schade de franchisenemer geleden heeft, is volgens de rechter een onderzoek door een onafhankelijk deskundige nodig. Gelet op de met voortprocederen gemoeide tijd en hoge kosten geeft de rechter partijen echter uitdrukkelijk in overweging of een minnelijke regeling niet de voorkeur verdient boven verder procederen in deze zaak. Lees hier de volledige uitspraak.

Meer weten?

Bent u franchisenemer of franchisegever en wilt u overleggen over uw rechtspositie? Neemt u dan gerust contact op. Wij helpen u graag verder.