In een recente procedure kwam weer eens de vraag naar voren onder welke omstandigheden sprake kan zijn van bestuurdersaansprakelijkheid wanneer een vennootschap gene verhaal biedt. Oftewel: wanneer handelt een bestuurder van een vennootschap onrechtmatig wanneer de vennootschap contractpartij is, maar financieel in zwaar weer verkeert, en haar verplichtingen niet kan nakomen. Uiteindelijk wordt de directeur, de bestuurder hierop toch aangesproken. Hoe zit dit ook al weer?
De zaak
In deze zaak vordert -kort weergegeven- een leasebedrijf van bedrijfsauto’s betaling van leasetermijnen van de bestuurder van een vennootschap die de leaseovereenkomst was aangegaan, dit op grond van -volgens het leasebedrijf- onrechtmatige daad van de bestuurder wegens selectieve betaling. De vennootschap, die ook gedagvaard is, verkeert in liquiditeitsproblemen en biedt vermoedelijk geen verhaal.
Hoe oordeelt de rechter?
De kantonrechter oordeelt dat niet kan worden aangenomen dat de bestuurder ten tijde van het sluiten van de leaseovereenkomst wist of behoorde te weten dat de vennootschap haar verplichtingen uit hoofde van de leaseovereenkomst niet zou kunnen voldoen.
Over de gestelde bestuurdersaansprakelijkheid overweegt de kantonrechter dat niet kan worden aangenomen dat de bestuurder ten tijde van het sluiten van de leaseovereenkomst wist of behoorde te weten dat de vennootschap haar verplichtingen uit hoofde van de leaseovereenkomst niet zou kunnen voldoen. Dit is een belangrijk criterium. Volgens de kantonrechter ontstonden de liquiditeitsproblemen jaren na het sluiten van de leaseovereenkomst en zijn er ook onvoldoende stukken overgelegd waaruit blijkt dat door de bestuurder selectief is betaald, waardoor de leasemaatschappij ten opzichte van andere schuldeisers zou zijn benadeeld.
De kantonrechter wijst de vordering tegen de vennootschap (uiteraard) toe, maar de vordering tegen de bestuurder af.
Uitgangspunt voor de kantonrechter was hier dat wanneer een schuldeiser van een vennootschap wordt benadeeld door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van diens vordering, geldt dat slechts de vennootschap aansprakelijk is voor de schade die daaruit voortvloeit. Er moet dus sprake zijn van bijzondere omstandigheden, wil de bestuurder aansprakelijk zijn. De kantonrechter legt dit in het vonnis zeer uitgebreid en met verwijzing naar de relevante rechtspraak als volgt uit:
“(…) onder bijzondere omstandigheden kan naast aansprakelijkheid van de vennootschap ook aansprakelijkheid worden aangenomen van degene die als bestuurder (i) namens de vennootschap heeft gehandeld dan wel (ii) heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. In beide gevallen mag in het algemeen “alleen dan” worden aangenomen dat de bestuurder jegens de schuldeiser van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld waar hem ter zake van de benadeling, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in art. 2:9 BW, persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt (vgl. HR 5 september 2014, NJ 2014, 21; HR 18 februari 2000, NJ 2000, 295).
(…) Voor de onder (i) bedoelde gevallen geldt als criterium dat persoonlijke aansprakelijkheid van die bestuurder kan worden aangenomen wanneer deze bij het namens de vennootschap aangaan van verbintenissen wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, behoudens door de bestuurder aan te voeren omstandigheden op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat hem persoonlijk ter zake van de benadeling geen ernstig verwijt gemaakt kan worden (vgl. HR 5 september 2014, NJ 2015, 22).
(…) In de onder (ii) bedoelde gevallen kan aansprakelijkheid van de betrokken bestuurder voor schade van de schuldeiser worden aangenomen indien zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Daarvan zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Er kunnen zich echter ook andere omstandigheden voordoen op grond waarvan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden aangenomen (HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR: 2006:AZ0758, NJ 2006, 589).”
De kantonrechter overweegt in het vonnis dat voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder naast de vennootschap hogere eisen gelden dan in het algemeen het geval is. Een hoge drempel voor aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover een derde wordt volgens de rechter gerechtvaardigd door de omstandigheid dat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van de vennootschap en door het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate laten bepalen door defensieve overwegingen. De kantonrechter verwijst daarbij naar deze uitspraak van de Hoge Raad, die gaat over aansprakelijkheid van bestuurders tegenover de individuele aandeelhouder (HR 20 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4959, NJ 2009, 21). Zie hiervoor overwegingen 5.3 en 5.4 in de uitspraak van de Hoge Raad.
De kantonrechter vervolgt:
“(…) Indien sprake is van een handelen van de betrokkene bij zijn taakvervulling als bestuurder van een vennootschap, dient de vraag of hij ook persoonlijk aansprakelijk is voor de schade die de wederpartij lijdt ten gevolge van wanprestatie of een onrechtmatige daad van de vennootschap, steeds overeenkomstig de hiervoor bedoelde verzwaarde maatstaf te worden beantwoord (HR 5 september 2014, NJ 2015, 21). Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval, de aard van de door de rechtspersoon uitgevoerde activiteiten, de in het algemeen daaruit voortvloeiende risico’s, de gegevens waarover de bestuurder beschikte en behoorde te beschikken ten tijde van de hem verweten beslissingen of gedragingen, alsmede het inzicht en de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder die voor zijn taak berekend is en deze nauwgezet vervult. Op zichzelf is voor onrechtmatig handelen van de bestuurder in persoon niet voldoende dat hij er niet op toeziet dat de rechtspersoon tijdig haar financiële verplichtingen nakomt (HR 13 juni 1986, NJ 1986, 825). Er moet bijvoorbeeld sprake zijn van betalingsonwil (vgl. HR 3 april 1992, NJ 1992, 411), of het bewust bewerkstelligen van een toestand die betaling van een schuld verhindert, zoals het leeghalen van de vennootschap en overdracht van activa (vgl. Hof Den Haag 20 augustus 1998, JOR 1999, 39; Hof Den Haag 8 juni 1999, JOR 2000, 93).”
Lees hier de volledige uitspraak van de kantonrechter.
Zie voor een soortgelijke zaak deze uitspraak van het Gerechtshof Den Haag.
Meer weten?
Het bovenstaande gaat over de toepassing van de regels op grond van de wet en de rechtspraak in een specifieke zaak. Dit moet echter in elke situatie weer opnieuw beoordeeld worden, zoals ook afgeleid kan worden uit de omstandigheden die worden benoemd in de verschillende uitspraken waarnaar de rechter heeft verwezen. Wilt u meer weten over het onderwerp van bestuurdersaansprakelijkheid of overleggen over een concrete situatie? Neemt u dan contact op. Wij helpen u graag verder.
Comments are closed.